Er zijn geen tekeningen van Oldenhuis. Het enige aanknopingspunt is een tekening uit de 18e eeuw, waarop van links naar rechts de kerk van Wittewierum, Oldenhuis en Tuwinga te zien zijn |
De borg Oldenhuis lag tussen Ten Post en Wittewierum.
Er wordt beweerd dat Oldenhuis al in 1277 bewoond was.
In 1411 woonde hier Ebbe Ackinga.
Ditmar Rengers trouwde met Hisse Ackinga en zo werd de borg vanaf de 15e eeuw bewoond door de familie Rengers.
Ditmar had drie zonen, Johan, Focke en Egbert. Johan werd heer van Scharmer, Focke van Oldenhuis en Egbert trouwde met de Bouwe Tuwinga en werd heer van Tuwinga en Ten Post.
In 1512 werd het huis gekocht door Johan Rengers, de zoon van Egbert, die ook het nabijgelegen Tuwinga bezat. Na de dood van Johan Rengers erfde zijn zoon Sweer Oldenhuis. Zijn oudere broer Edzard (I) erfde Tuwinga.
Na zijn overlijden in 1558 werd Sweer Rengers begraven op het koor van de kerk van Wittewierum. Zijn dochter Judith erfde Oldenhuis. Bij haar overlijden in 1631 werd de borg geërfd door haar dochter Barbara, die gehuwd was met Johan van Asschenberg tot Oldebokum. Zij verkochten de borg echter nog datzelfde jaar aan Edzard (II) en Rempt Rengers, die uit de bloedlijn van Edzard (I) Rengers kwamen. Daarom bezaten Edzard en Rempt ook Tuwinga. Na het overlijden van Rempt in 1635 werd Edzard alleen eigenaar van Oldenhuis. Zijn zoon Egbert erfde zo beide borgen, waarna Egbert Rengers zich heer toe Tuwinga en Oldenhuis noemde. Nu beide huizen wederom in één hand verenigd waren, zou er volgens de overlevering een eind zijn gekomen aan de rivaliteit tussen de borgheren van Tuwinga en Oldenhuis. Onderwerp van twist zou vooral de langs beide huizen lopende weg zijn geweest. Historisch gezien is van deze legende echter niets bekend. Uiteindelijk gaven de Rengersen de voorkeur om in Tuwinga te wonen, zodat Oldenhuis eerst verhuurd werd en in verval raakte. Een kleinzoon van Egbert Rengers, eveneens Egbert geheten, liet de borg in ca. 1715 slopen.
bron 1: Formsma e.a., 1990
bron 2: Feenstra e.a., 2001